Skip to main content

Vrijdag 5 december verzamelden zich bijna 500 deelnemers in Ecolys, in de twee grote zalen van de Cercle de Wallonie Brussel, voor een ongezien colloquium over artificiële intelligentie.
De dag werd georganiseerd door het Centre Jean Gol en bracht meer dan 40 sprekers van internationaal niveau samen: ministers, ondernemers, universiteitsprofessoren en vertegenwoordigers van technologiereuzen zoals Microsoft en Google.
Tijdens deze marathondag van 10 uur volgden acht opeenvolgende panelgesprekken elkaar op, die elk een andere dimensie van de AI-revolutie onderzochten: financiën, gezondheidszorg, kmo’s, bestuur, defensie en cyberveiligheid, onderwijs, geopolitiek en tenslotte ethiek en toekomst.

In zijn toespraak benadrukte Georges-Louis Bouchez, voorzitter van het Centre Jean Gol en van de MR, dat AI noch gevreesd noch aanbeden moet worden, maar begrepen, beheerst en gedemocratiseerd – zodat ze een kans vormt in plaats van een risico.
Volgens hem is AI “een industriële revolutie van formaat, wellicht de belangrijkste in de geschiedenis van de mensheid”.
Die uitspraak vond weerklank tijdens de 10 uur van debatten: van de meest optimistische tot de meest kritische stemmen waren het erover eens dat we getuige zijn van een fundamentele transformatie van economie, werk, bestuur en samenleving.

Het colloquium wilde het AI-onderwerp niet alleen in het publieke debat brengen, maar ook in het politieke, zodat de juiste beslissingen kunnen worden genomen.
Beslissingen die er niet in bestaan “steeds meer wetten op wetten te stapelen en creativiteit te beperken”, maar juist om “de troeven optimaal te benutten”.
Bouchez pleitte voor een echte beleidsroutekaart zodat België en Europa zich AI eigen maken, niet als toeschouwers, maar als actoren die hun lot in eigen handen nemen.
Daarom kondigde hij de publicatie aan van twee studies van het Centre Jean Gol over dit thema en de invoering van een vijftiental beleidsmaatregelen rond AI.

De voorzitter legde ook een vaak vergeten aspect van AI bloot: het strategische gebruik door de overheid zelf.
In tijden van strikte budgetcontrole biedt AI concrete hefbomen:

Ze kan veel meer informatie centraliseren en verwerken, waardoor men een vollediger zicht krijgt op sociale noden.

Ze kan preciezer identificeren wie werkelijk hulp nodig heeft, wat verspilling tegengaat.

Ze kan fraude bij sociale uitkeringen opsporen en zo de rechtvaardigheid versterken.

En ze kan de effectiviteit van het overheidsbeleid beter meten, een “grote ontbrekende schakel” volgens Bouchez.
“Vandaag worden overheidsmaatregelen nauwelijks geëvalueerd. Met AI kan dat veel accurater.”

AI is dus niet enkel een commercieel instrument, maar ook een middel voor beter bestuur: efficiënter besteden zonder meer bureaucratische controles, dankzij slimme technologie.

In het hart van zijn betoog stond een humanistisch principe:
“Nooit zal een machine of technologie de mens vervangen. Technologie zal ons vooral bevrijden van de eentonigste taken en ons tijd geven om andere dingen te doen en onze levenskwaliteit te verbeteren.”
Daarmee bestreed Bouchez de angst dat machines mensen zouden vervangen.
“Elke mens delegeert enkel wat hem belast, nooit wat hem drijft of passie geeft. Een aangenaam diner, het lezen van een boeiend boek of het regisseren van een toneelstuk — dat dragen we niet over aan een algoritme.”

AI brengt dus bevrijding waar ze repetitieve of administratieve last wegneemt – in plaats van onderwerping.
Ze moet de mens niet vervangen, maar versterken, zodat we ons kunnen richten op wat zinvol is: relatie, creatie, besluitvorming, zorg.

Vooral in de gezondheidszorg kan dat het verschil maken.
In tijden van personeelstekorten kan AI professionals bevrijden van administratieve taken, zodat ze meer tijd aan patiënten besteden — de kern van zorg.
Zo draagt AI ook bij aan budgettaire efficiëntie: in plaats van duizenden nieuwe aanwervingen kan men de productiviteit verhogen met slimme hulpmiddelen.
In de justitie geldt dezelfde logica: procedures versnellen, werkwijzen optimaliseren en zo achterstanden drastisch verkorten.

Bouchez illustreerde de transformatieve kracht van AI met een onverwacht voorbeeld: Union Saint-Gilloise.
Deze Belgische voetbalclub domineert de competitie niet dankzij een enorm budget, maar via het slim gebruik van algoritmes en AI.
De club beheert een digitale spelersportefeuille die duizenden profielen analyseert.
Wanneer een speler vertrekt, stelt AI onmiddellijk geschikte vervangers voor.
Dit model, zo succesvol dat het zelfs gokkoersen beïnvloedde, toont aan hoe kennis van AI competitief voordeel creëert.
“Union Saint-Gilloise vervangt elk jaar een groot deel van het team en blijft toch aan de top. Dat is uitzonderlijk – en mogelijk dankzij AI.”

Dit concrete voorbeeld uit de sport toont hoe AI elk domein kan transformeren — van sportmanagement tot publieke dienstverlening.
Wie AI beheerst, kan meer bereiken met minder, beter talent opsporen en toekomstige noden voorspellen.

Tot slot benadrukte Bouchez dat het echte vraagstuk de technologische soevereiniteit van Europa is.
“De beheersing van technologie is een kwestie van soevereiniteit voor de Europese Unie.”
Europa kan ervoor kiezen technologie te importeren en afhankelijk te blijven van anderen, of technologie te ontwikkelen die anderen van haar kopen.
Dat is niet alleen een economische kwestie, maar ook een van welzijn, autonomie en vrijheid.
Een technologisch afhankelijke Europa ondergaat de keuzes van de VS of China.
Een technologisch sterke Europa bepaalt daarentegen haar eigen normen – op het vlak van ethiek, veiligheid en gegevensbescherming – en creëert werkgelegenheid en waarde door haar kennis te exporteren.

👉 Terugblik op het colloquium hier