Ter gelegenheid van het colloquium, georganiseerd door het Centre Jean Gol rond het thema “De industrie geconfronteerd met haar existentiële uitdagingen”, hield de minister-president van de Waalse Regering, Adrien Dolimont, rond het middaguur een toespraak. Met een directe en vastberaden toon wilde hij de regio in een dynamiek van durf en veroveringsdrang plaatsen, waarbij hij voluit koos voor een ambitieus en onbevangen industrieel beleid.
Vanaf het begin van zijn toespraak herinnerde Adrien Dolimont eraan dat de economische en industriële ontwikkeling een van de prioriteiten van zijn regering is. Volgens hem gaat het niet simpelweg om groei, maar om heropleving: het herwinnen van de historische industriële kracht van Wallonië, terwijl resoluut wordt ingezet op de grote digitale en energetische transities. Wallonië, zo benadrukte hij, beschikt over alle troeven om deze beweging te doen slagen: performante en exportgerichte ondernemingen, een weefsel van innovatieve kmo’s, een netwerk van kwaliteitsvolle onderzoekscentra en universiteiten, evenals goed opgeleide en bekwame vrouwen en mannen. “Misschien was het tot nu toe vooral het geloof dat ons ontbrak. Maar ik denk dat we vandaag de overtuiging hebben dat Wallonië meetelt, zowel in België als internationaal.”
De minister-president schetste een overzicht van de vaak weinig bekende Waalse successen in strategische sectoren: biotech, farma, luchtvaart, ruimtevaart, defensie, maar ook agrovoeding, ecobouw en de maakindustrie. Dit zijn allemaal domeinen waarin Wallonië zich al onderscheidt door zijn vakkennis en zijn inbedding in de Europese waardeketens. Volgens hem moeten deze successen dienen als fundament voor een nieuwe fase: “De industrie is het skelet van een robuuste economie. Het is tijd om opnieuw ambitieus te worden.”
Om deze heropleving te doen slagen, identificeerde Adrien Dolimont verschillende onmisbare voorwaarden. De eerste is stabiliteit en duidelijkheid in het fiscale en regelgevende kader. Te vaak worden bedrijven afgeremd door een instabiele of veranderlijke wetgeving. “Wat nodig is, is een kader dat misschien niet perfect is, maar op lange termijn wel duidelijk,” benadrukte hij, waarbij hij aandrong op het verminderen van administratieve rompslomp en het bieden van voorspelbaarheid aan investeerders. De tweede sleutel is toegang tot veilige en competitieve energie: niet alleen de bevoorrading garanderen, maar er ook over waken dat de energieprijs de industriële concurrentiekracht niet ondermijnt. Dit gaat gepaard met een pragmatische aanpak van de energiekeuzes: investeren in kernenergie, openstaan voor koolstofarme technologieën en nadenken over waterstof, om zo een duurzame energiesoevereiniteit op te bouwen. Daarnaast wees hij op het belang om niet naïef te blijven tegenover de snelle technologische evoluties, door innovatie snel te integreren in het economische weefsel en zelfs in de overheidsdiensten.
In bredere zin herwaardeerde Adrien Dolimont de rol van de Waalse centra voor onderzoek en innovatie. “Onze kostbaarste grondstof is grijze materie,” herinnerde hij, waarbij hij zijn wil aankondigde om de ondersteuningsmechanismen voor onderzoek te versterken en er strategische hefbomen van te maken ten dienste van de economie. De minister-president wees ook op nieuwe uitdagingen, zoals cyberveiligheid, waarbij hij de concrete bedreigingen en de grote economische en menselijke gevolgen benadrukte.
Tot slot wilde hij een boodschap van vertrouwen en politieke moed kracht bijzetten. Wallonië mag niet langer timide zijn maar offensief, en moet durven de middelen in te zetten om zijn ambities waar te maken: “Minder afhankelijkheid, meer soevereiniteit. Minder beperkingen, meer duidelijkheid. Minder aarzeling, meer durf.” Volgens Adrien Dolimont is het essentieel om uit de nostalgie van een geïdealiseerd industrieel verleden te stappen en de industrie van morgen te bouwen. Dat project moet collectief zijn: met ondernemingen, onderzoekers, werknemers en investeerders. “Wallonië beschikt over alle kwaliteiten om opnieuw mee te spelen met de groten, in Europa en in de wereld. Het is tijd om het hoofd op te heffen en het Waalse herstel te schrijven.”
Hier vindt u de volledige toespraak van minister-president Adrien Dolimont
Goedemorgen allemaal,
Ik zal proberen vrij to the point te zijn, zodat u de kernboodschappen goed kunt oppikken. Ik weet dat er vanochtend al heel wat interessante panels zijn geweest. Eerlijk gezegd, toen ik de kwaliteit van de sprekers en panels zag, dacht ik dat u het geluk hebt om een werkelijk memorabele dag mee te maken. Een dag die, zo hoop ik, ten eerste zal helpen om ons te positioneren ten aanzien van de uitdagingen waar wij voor staan, en ten tweede ook de gelegenheid biedt om te netwerken en te spreken over de kwesties waarmee elk bedrijf geconfronteerd wordt en van gedachten te wisselen. Ik denk dat dat echt essentieel is.
Zoals u weet, is een van de prioriteiten van de regering duidelijk de economische ontwikkeling. We hebben die echt bovenaan in onze regeringsvisie geplaatst. Wanneer ik zeg economische ontwikkeling, bedoel ik ook industriële ontwikkeling. We moeten er niet bang voor zijn dat te omarmen. En ik wil zelfs een andere term gebruiken, want vaak is er gesproken over ons historische verleden. Ik spreek liever over heropleving. Want we zijn een sterke industriële macht geweest.
Trouwens, op dat vlak heeft Wallonië werkelijk alle troeven in handen om in die industriële heropleving te slagen. We hebben nu de kaarten in handen, dus het is aan ons om te spelen en een centrale rol op te nemen in een context die zeker complex is, maar ik heb echt de indruk dat we op een scharniermoment staan en dat we moeten doorgaan. Alles doen om te kunnen meetellen en aanwezig te zijn in dat kader. En vandaag heeft Wallonië de ambitie om een onbevangen industrieel beleid te voeren. Ik denk dat dat vandaag inderdaad het trefwoord moet zijn: toekomstgericht, met uiteraard de grote transities in het vizier, de digitale transities en de koolstofarme transities. Het is een economische, maar ook politieke keuze. Ik denk dat we die vandaag moeten omarmen: het is het waarborgen van onze welvaart, onze veiligheid en uiteraard onze autonomie. Meer dan ooit, denk ik, heeft Wallonië een rol te spelen in de Europese uitdagingen. Vandaag is het ook een kwestie van geloofwaardigheid. We zien het: geloofwaardigheid vergt ook het versterken van die autonomie, van die strategische robuustheid.
En onze regio is er niet toe veroordeeld om anderen te volgen. We moeten in bepaalde sectoren ook vooroplopen. We moeten durven. We hebben veel troeven. En misschien was de troef die ons tot nu toe ontbrak: erin geloven. Als ik het aantal aanwezigen vandaag zie, denk ik dat dat aantoont dat we erin wíllen geloven en dat we willen meetellen op nationaal én internationaal niveau. We hebben een weefsel van performante bedrijven in verschillende sectoren die innoveren, die exporteren, en die bovendien leven met een zekere onzekerheid.
We hebben er al vaak genoeg over gesproken. U volgt natuurlijk de actualiteit die van dag tot dag verandert. Dat toont echt het belang om ons open te stellen. We hebben strategische sectoren die bij ons stevig verankerd zijn. Ik denk aan biotech, aan farma. Daar behoren we echt tot de besten ter wereld. Maar gelukkig beperkt het zich niet tot die sectoren. In de luchtvaart en ruimtevaart zijn we ook zeer robuust. Onze bedrijven nemen deel aan Europese en internationale projecten. Het zijn sleutelspelers. Ik heb ook spelers uit de defensiesector gezien. De defensiesector is vandaag een opportuniteit die we moeten grijpen. We hebben in die sector een sterke historiek. We moeten aanwezig zijn. En dat is trouwens wat onze ontwikkelingsstrategie beoogt. We moeten integreren in de Europese waardeketens en we moeten voordeel halen uit onze positie: geografisch, dat is een feit, maar ook wat betreft de kwaliteit van onze infrastructuur en de kwaliteit van ons economische weefsel. We hebben ook andere sectoren — ik zou me niet willen beperken tot de sectoren die ik zonet noemde: in ecobouw, in de agrovoeding, in de maakindustrie telt Wallonië kampioenen in al die sectoren. Ik denk dat we dat niet vaak genoeg zeggen.
En elke dag opnieuw tonen zij hun knowhow, uiteraard hier op ons grondgebied, maar vaak ook internationaal. We hebben bovendien het geluk topcentra voor onderzoek te hebben, onderzoekers van kwaliteit, en dus moeten we nog sterker op hen inzetten. Dat is een onderscheidend element voor ons grondgebied. Investeren in innovatie is de concrete vertaling van Europese wetenschap in economische opportuniteit. Dat mag evenmin een taboe zijn. En onze onderzoekscentra hebben duidelijk een rol te spelen. Ik werk trouwens met veel energie aan de aanpassing van het onderzoeksdecreet dat het geheel van de steun aan onderzoek kadert, omdat ik die steun veel strategischer, efficiënter en ook directer wil maken.
We moeten een concrete band hebben met de economische ontwikkeling. We beschikken ook over gekwalificeerde arbeidskrachten. Daar moeten we ook stevig op werken. Pierre-Yves Jeholet zet daar dagelijks al zijn energie op in. We hebben ook creativiteit. We hebben kwaliteitsvol universitair onderwijs. We staan er niet altijd bij stil, maar we hebben enorm veel kwaliteiten. De troeven zijn er dus, en ze zijn zeer reëel. We hoeven ons niet te schamen voor onze kwaliteiten. Integendeel, we moeten ze nu volledig mobiliseren en omzetten in concrete realisaties. En dat is wat we proberen te doen. Keer ik terug naar het thema en de discussies van vandaag: de industrie is duidelijk het skelet van een robuuste economie. Dat zijn we misschien vergeten, maar het is duidelijk een onderscheidend element. Dat hebben we trouwens gezien tijdens de crisissen van de voorbije jaren.
Ik geef graag het voorbeeld van de mondiale waardeketens die geblokkeerd waren. Er waren tekorten in alle sectoren; zelfs toiletpapier was strategisch. Dat zegt genoeg: als we problemen hebben met de bevoorrading van staal of halfgeleiders — waarover we nog steeds spreken — denk ik dat we ons zo onafhankelijk mogelijk moeten maken. We moeten dus echt werken aan die economische soevereiniteit. Dat is precies de inzet die Europa vandaag ook wil omarmen, en dat is uiteraard ook de inzet waarin Wallonië zich met veel kracht en voluntarisme wil inschrijven. Dat is wat ik als Waals minister-president wil uitdragen. Het is een duidelijke ambitie: een onbevangen industrieel beleid opzetten, dat ook ambitieus en offensief wil zijn. Misschien hebben we in het verleden te vaak veel vragen gesteld. Ik zeg niet dat we zomaar wat moeten doen, maar op een gegeven moment moeten we vandaag veel sneller duidelijke actielijnen kunnen uitzetten.
Waar vertaalt zich dat in? In een aantrekkelijk kader om onze bedrijven te verwelkomen, te behouden en te ontwikkelen, en om hen te helpen zich nog meer open te stellen naar het internationaal niveau. Het betekent minder papierwerk, meer duidelijkheid voor wie wil investeren. Zich kunnen concentreren op de kernactiviteit moet essentieel zijn. We willen uiteraard toegang tot energie. Ik weet dat dat vanochtend een van de thema’s was. Het is uiteraard een fundamenteel en strategisch element. Toegang is één zaak — en dat is vandaag bij ons al geen sinecure. Daarna is er de bevoorradingszekerheid, en de energieprijs is een belangrijke concurrentiefactor waaraan we willen werken. We willen uiteraard ook een competitief fiscaal en regelgevend kader. Wat wil dat zeggen? Dat we moeten stoppen om de regels te vaak te veranderen. Waar u naar op zoek bent, is uiteraard een competitief wetgevend kader.
Wellicht op bepaalde punten onvolmaakt, maar vooral zo stabiel mogelijk op de lange termijn. Dat beseffen we heel goed. Vergeef ons evenwel dat we het zo snel mogelijk zo leesbaar mogelijk willen maken. Er zal dus misschien nog wat verandering zijn. Maar het idee is om het daarna zo duidelijk en zo doeltreffend mogelijk te maken.
Een van de grote uitdagingen voor Europa is ook de open markten. Ik denk dat de uitbouw van de Europese interne markt een wil moet zijn van alle betrokken partijen bij dit mooie project. Te vaak nog zijn er lagen en lagen regelgeving die vandaag verschillen van land tot land, en dat is behoorlijk complex. We moeten dus echt aan die aspecten werken. Wallonië wil ook ten volle zijn rol spelen, simpelweg omdat we willen meedoen met de groten. Zoals ik zei, we hebben veel kwaliteiten en we moeten daar echt alles voor geven. Een laatste fundamenteel element — ik heb het daarnet kort aangehaald — is de steun aan onderzoek. We hebben het geluk over een onuitputtelijke grondstof te beschikken die we moeten blijven voeden: grijze materie. Grijze materie is wat onze innovaties doet groeien en onze economische ontwikkeling vooruithelpt.
We willen dus echt aan alle aspecten werken, zowel op het fundamentele niveau — in de Federatie of aan de ULB — met basisonderzoek en -ontwikkeling waar de investering misschien groter is, als daarna met meer marktgericht onderzoek dat we meteen economisch proberen te valoriseren met oplossingen die duurzaam en competitief willen zijn, aangestuurd op regionale schaal. Dat treft: ik overleg vaak met de minister van Onderzoek van de Federatie Wallonië-Brussel, aangezien ik dat zelf ben. Dat laat me soms toe om met beide handen samenwerkingsakkoorden te ondertekenen. Het maakt de politiek die we willen voeren doeltreffender. Maar los van algemene overwegingen willen we onze inspanningen ook concentreren op strategische sectoren. Vandaag moeten we stoppen met alles te willen doen. We moeten goed zijn in wat we doen. Niet naïef zijn. Uiteraard alert blijven voor nieuwe technologieën die zich ontwikkelen. Maar we moeten vooral inzetten op de domeinen waarin we sterk zijn en daar massaal in investeren. Kortom: kapitaliseren op onze sterktes — circulaire materialen, agro-gezondheid, duurzaam wonen, energie.
We hebben enorm veel troeven; ik noemde ze daarnet al: in biotech, farma, luchtvaart, ruimtevaart, defensie. En zoals ik zei, we mogen ook niet de ogen sluiten voor wat zich ontwikkelt. We leven in een wereld die snel verandert, snel evolueert. Uiteraard alert blijven voor nieuwe technologieën die zich ontwikkelen. Maar we moeten vooral inzetten op de kernactiviteiten die u ontwikkelt. Ik denk dat dat een van de echt belangrijke elementen is. Ik heb hier in Wallonië niet de ambitie om de artificiële intelligentie te revolutioneren. We moeten daar ook nederig in zijn.
Onderzoek en ontwikkeling gebeuren in landen die daarin zeer toonaangevend zijn. Wat ik vooral wil, is dat we aandacht hebben voor al die technologische ontwikkelingen en ze vooral zo snel mogelijk opnemen in onze economische milieus. Dat is essentieel als we competitief willen blijven. Het is vandaag niet het hoofdthema, maar we willen ze ook zo snel mogelijk in onze publieke omgevingen integreren, omdat het focussen op onze kerntaken ook daar een fundamenteel element blijft.
Een ander element binnen de nieuwe technologieën: we moeten uiteraard alert blijven, niet naïef zijn. We moeten ons ook realiseren dat er marktrealiteiten vorm krijgen. Dat is de investering in waterstof, in koolstofarme technologie. Ik denk dat niemand het belang van de energietransitie nog ontkent. Ik weet dat men ons vaak probeert te framen als klimaatsceptisch, enzovoort. Maar dat is onjuist. We zijn gewoon pragmatisch. Op een bepaald moment willen we een brede visie hebben. We willen niet enkel op de schaal van ons grondgebied nadenken. We willen ons eerst openen naar Europa en vervolgens naar de wereld. Het is goed om de beste leerling van de klas te willen zijn, maar als we daarna niet in staat zijn die energietransitie te betalen, heeft dat gewoon geen zin. We moeten dus echt de juiste evenwichten vinden. Kernenergie is uiteraard ook een centraal element.
En wanneer ik spreek over nieuwe technologieën, gaat het uiteraard ook om nieuwe technologieën in het kader van kernenergie. Het mag geen dogma zijn. Er is uiteraard de problematiek van het afvalbeheer, waaraan we ook werken, want we moeten vanzelfsprekend onze verantwoordelijkheid nemen voor het afval dat door nucleaire stroomproductie ontstaat. Maar dat hoort ook bij de reflectie over energie-soevereiniteit. We moeten sterk blijven in de wil om die nieuwe technologieën te ontwikkelen.
En dan, een laatste element dat voor mij ook essentieel is binnen de nieuwe technologieën: cyberveiligheid. Dat mogen we ook niet ontkennen. Het is een majeure uitdaging voor onze samenlevingen vandaag. We hebben het recent nog gezien bij Brussels Airport.
De verstoring die dat kan veroorzaken, en uiteraard de economische impact, kunnen kolossaal zijn. Het kan ook gevaren voor de mens met zich meebrengen. Dat geldt ook voor ons: de cyberveiligheid van onze infrastructuren. We zijn daar uiteraard zeer alert voor. We moeten dus blijven investeren en sensibiliseren over het belang om in deze domeinen te werken. U hebt het begrepen: wat wij voorstellen is uiteraard geen timide beleid, maar een beleid van verovering.
We moeten niet bang zijn voor woorden: minder afhankelijkheid, meer soevereiniteit; minder beperkingen, meer duidelijkheid; minder aarzeling, meer durf. Het is het moment om het hoofd op te heffen; ik denk dat we er vandaag zijn, dit is een kantelmoment. Europa moet zich ook de vraag stellen wat het wil doen; ook op Europese schaal staan we op een keerpunt, daar ben ik van overtuigd. En ik wil misschien nog op één principe hameren — en daarom ben ik blij dit te zien: een zaal die zo vol zit. Het is duidelijk dat we niet alleen vooruit zullen gaan. We moeten samen vooruit. Die re-industrialisatie zal samen worden opgebouwd met de bedrijven, met de onderzoekers, en ook met de investeerders.
Want dat is een groot werk waarop we ook moeten inzetten. Ik denk dat er te veel kapitaalvlucht is naar de Verenigde Staten, maar dat is opnieuw een ander debat. Ook dat moeten we kunnen aanpakken.
Het is misschien wat te lang om dat vandaag allemaal te bespreken, maar het is wél iets waar we aan moeten werken. En het laatste element waarop we echt moeten inzetten, zijn de werknemers. Eerlijk gezegd, we moeten daar ook veel energie in steken. Wallonië heeft talenten, heeft knowhow, heeft bedrijven, heeft zijn onderzoekscentra. Kortom, het heeft alle kwaliteiten om op de voorgrond te treden op Europese schaal, en ik zou zelfs zeggen op wereldschaal.
We hebben een sterke industriële geschiedenis. Te vaak zijn we nostalgisch naar het verleden; ik denk dat we trots mogen zijn op ons verleden, maar niet nostalgisch moeten zijn. We moeten ons vooral projecteren op de capaciteiten om de industrie van morgen te bouwen en zo het Waalse herstel vorm te geven.
Vandaag moeten we stoppen met ons te verontschuldigen voor wat er in het verleden is gebeurd. We moeten echt al onze energie inzetten in een veroveringsgerichte actie, in dienst van ons grondgebied en in dienst van onze economische ontwikkeling.
Dank u voor uw aandacht.